In de tekst
-
Marko
–
Marc
-
esti
–
zijn (werkwoord)
-
as
–
werkwoord in de tegenwoordige tijd
-
mi
–
ik
-
a
–
adjectief (= bijvoeglijk naamwoord, hoedanigheidswoord)
-
amiko
–
vriend
-
o
–
substantief (= zelfstandig naamwoord)
-
li
–
hij
-
lerni
–
leren
-
ant
–
aktief deelwoord / grammaticale stam, tegenwoordige tijd
-
kaj
–
en
-
sporto
–
sport
-
ist
–
beroep of levensbeschouwing
-
nun
–
nu
-
sidi
–
zitten
-
en
–
in
-
ĉambro
–
kamer
-
sur
–
op
-
tablo
–
tafel
-
papero
–
papier
-
j
–
meervoud
-
libro
–
boek
-
ĝi
–
het
-
skribi
–
schrijven
-
la
–
de, het
-
patro
–
vader
-
in
–
vrouwelijk
-
de
–
van
-
ne
–
neen, niet
-
ili
–
zij (meervoud), ze (meervoud)
-
labori
–
werken, arbeiden
-
hotelo
–
hotel
-
instrui
–
onderwijzen
-
ŝi
–
zij (vrouwelijk enkelvoud)
Extra
-
ĉu
–
of; leidt een gewone vragende zin in.
-
jes
–
ja
-
kio
–
wat
-
kiu
–
wie
-
lingvo
–
taal
-
ni
–
wij, we
-
nomo
–
naam
-
respondi
–
antwoorden, beantwoorden
-
seĝo
–
stoel