1. Amiko Marko

Uitspraak

Esperanto heeft een lettervaste uitspraak. De klinkers (a, e, i, o, u) worden uitgesproken zoals in de woorden tante, test, titel, foto, u als de oe in boer. De klinkers mogen niet gerekt uitgesproken worden. De halfklinker ŭ komt alleen voor samen met a of e (aŭto, aŭtoro, Eŭropo, neŭtrala). eŭ wordt in deze woorden uitgesproken zoals het geschreven is, zoals ew, met w zoals in het Nederlandse woord water. Bij de medeklinkers moeten stemhebbende en stemloze duidelijk apart uitgesproken worden. De r moet, indien mogelijk, met de tongtop uitgesproken worden, zoals in het Nederlands, Pools, Russisch, Italiaans of Spaans. De volgende tekens wijken van ons alfabet af:

  • C – ts (caro – tsaar)
  • Ĉ – tsj (ĉeĥo – Tsjech)
  • G - keel-G (ganto - zoals "gant" in het Frans)
  • Ŝ – ch/sj (maŝino – machine)
  • Ĵ – stemhebbend j (ĵurnalo – journaal)
  • Ĝ – dzj (ĝangalo – jungle)
  • Ĥ – ch (eĥo – echo)
  • U – oe (zumi – zoemen)
  • Ŭ – w (aŭto – auto)

Internationaal verspreide leenwoorden worden in het Esperanto overgenomen met de overeenkomstige Esperantoschrijwijze en uitgang:

  • telefono
  • naturo
  • internacia

Klemtoon

De klemtoon ligt op de voorlaatste lettergreep, dus op de voorlaatste klinker. Naast elkaar staande klinkers versmelten niet, maar vormen aparte lettergrepen. Dus:

  • instru-i
  • mi-a
  • famili-o

Woordsoorten

De woordsoort herkent men onmiddellijk aan de uitgang:

Zelfstandig naamwoord: -o

  • amiko – vriend
  • laboro – werk
  • libro – boek
  • skribo – geschrift

Werkwoord in de noemvorm (infinitief): -i

  • labori – werken
  • sidi – zitten

Werkwoord in de tegenwoordige tijd: -as

  • li sidas – hij zit
  • ili laboras – zij werken
  • mi lernas – ik leer

Meervoud

Het meervoud wordt bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden gevormd door toevoeging van "j":

  • amiko – vriend / amikoj – vrienden

Lidwoord

Er is alleen het bepalend/bepaald lidwoord la, dat gelijk is voor enkelvoud en meervoud:

  • la amiko – de vriend
  • la amikoj – de vrienden
  • la ĉambro – de kamer

Het Nederlandse onbepalend/onbepaald lidwoord 'een' wordt niet vertaald:

  • Het is een schrijftafel – Ĝi estas skribotablo.

Ja / Neen

Het antwoord op eenvoudige vragen luidt jes – ja of ne – neen:

  • Jes, la patro estas en la ĉambro.
  • Ne, la libro ne estas sur la tablo.

De ontkenning "ne" staat in de regel voor het werkwoord.

Voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden - Bezittelijke voornaamwoorden

  • mi – ik / mia – mijn
  • vi – jij, gij, u / via – jouw, uw
  • li, ŝi, ĝi – hij, zij, het / lia, ŝia, ĝia – zijn, haar
  • ni – wij / nia – onze
  • vi – jullie / via – jullie
  • ili – zij / ilia – hun

Onzijdig zijn alleen zaken en dieren

zijn – esti

Estas is de tegenwoordige tijd van het werkwoord esti – zijn.

  • mi estas – ik ben
  • vi estas – jij bent
  • li/ŝi/ĝi estas – hij/zij/het is
  • ni estas – wij zijn
  • vi estas – jullie zijn
  • ili estas – zij zijn

Vraagwoorden

Esperanto-vaagwoorden beginnen met ki-.

  • kiu? – wie? welke?
  • kio? – wat?
  • Kiu vi estas? – Wie ben jij?
  • Kio estas sur la tablo? – Wat is er op de tafel?

Ĉu?

De volgorde van de zinsonderdelen is in het Esperanto vrij. In de regel wordt de voorkeur gegeven aan de volgorde onderwerp-gezegde-voorwerp. (Een andere volgorde dient meestal om de nadruk te leggen op de eerste zinsdelen.) Terwijl in het Nederlands eenvoudige vraagzinnen door omkering ontstaan, wordt in het Esperanto "Ĉu" vooraan gezet en blijft de oorspronkelijke woordvolgorde bewaard.

  • Ze werken nu. – Ili nun laboras.
  • Werken ze nu? – Ĉu ili nun laboras?
  • Onderwijst de moeder? – Ĉu la patrino instruas?

Achtervoegsel -ist

toont het beroep of een beschouwelijke (politieke/religieuse/...) ingesteldheid:

  • hotelisto – hotelier
  • esperantisto – Esperantist
  • policisto – politieman
  • socialisto – socialist

Achtervoegsel -in

heeft de betekenis "vrouwelijk":

  • patro – vader
    • patrino – moeder
  • lernanto – leerling
    • lernantino – leerlinge
  • instruisto – leraar
    • instruistino – lerares